Alles over vrijmetselarij en genootschappen: geschiedenis, reviews, weblinks.

donderdag 25 april 2013

Monde maçonnique des Lumières

Het langverwachte encyclopedisch woordenboek van de 18e-eeuwse vrijmetselarij, onder redactie van wijlen Charles Porset en Cécile Révauger, wordt begin juli gepubliceerd. Er zijn bijdragen van zowat alle grote internationale namen uit het vakgebied, gaande van José Ferrer-Benimeli, Pierre-Yves Beaurepaire, Diane Clements, Hendrik Bogdan, Roger Dachez, Bob Cooper, Margaret Jacob, Andrew Prescott, Pierre Mollier, Jacques Lemaire, Jan Snoek en David Stevenson. De lange voorbereidingstijd van dit naslagwerk wordt duidelijk na een verdere blik op de auteurslijst. Sommige namen staan er aangekondigd als doctorandi, terwijl zij intussen al een professoraat bekleden (zoals Nathalie Bayer), en anderen zijn intussen al spijtig genoeg overleden (zoals Malcolm Davies). 
Het is een bijzonder omvangrijk (bijna 2800 pagina's verspreid over drie volumes) werk geworden en is mede daarom ook zeer prijzig. Bij voorintekening kan het woordenboek worden besteld aan 400 Zwitserse frank: ongeveer 330 euro. Na 15 juni bedraagt de prijs 500 frank. 


Charles Porset & Cécile Révauger (eds.). Le Monde maçonnique des Lumières (Europe-Amérique et Colonies). Dictionnaire proposographique. Parijs, Editions Honoré Champion / Genève, Editions Slatkin, 2013. 




dinsdag 23 april 2013

Recensie Voorbij het Atheïsme?





Op verzoek van de Humanistisch-Vrijzinnige Vereniging recenseerde ik het verzamelwerk van Jurgen Slembrouck, dat toch al anderhalf jaar geleden verscheen. Mijn recensie staat op de webpagina van H-VV (ga in de menubalk naar aanbod en vervolgens kritisch lezen). Ik neem de tekst ook hieronder op. In het hele boek komt trouwens geen enkele keer het woord 'vrijmetselarij' voor.


In 2008 werd in het Verenigd Koninkrijk de aftrap gegeven voor wat niet veel later ‘The Atheist Bus Campaign’ zou worden. Zich ergerend aan religieuze slogans op bussen werd door een Britse journaliste voldoende geld ingezameld om, gedurende een aantal weken in 2009, een paar honderd bussen te laten rondrijden met de tekst ‘There’s probably no god. Now stop worrying and enjoy your life.’ De campagne kreeg navolging in andere landen, zoals de Verenigde Staten en Italië, maar niet onmiddellijk in België. Omdat De Lijn geen levensbeschouwelijke slogans toelaat op haar bussen, kon er van Vlaamse variant geen sprake zijn. Wel werd de slogan ‘Er is waarschijnlijk geen god. Durf te denken en geniet van het leven’ aangewend voor een plakactie en een website en op facebook en Twitter. De Atheïsmecampagne lijkt echter een stille dood te sterven. De facebookpagina wordt nog wel regelmatig aangevuld, maar de website – www.erisgeengod.be – bestaat niet langer. 
Het voorliggend boek Voorbij het atheïsme, onder redactie van moreel consulent en auteur Jurgen Slembrouck, is nog volledig in de lijn van de Atheïsmecampagne. Dit is niet alleen op te merken aan cover en layout van dit verzamelwerk. De tien bijdragen, samengebracht door de Vrijzinnige Dienst van de Universiteit Antwerpen, staan stil bij het maatschappelijk belang van atheïsme in de hedendaagse samenleving. In zekere mate zou de Atheïsmecampagne als een uiting van ‘new atheism’ kunnen worden beschouwd. In navolging van de oorspronkelijke Britse campagne pleitten onder meer Richard Dawkins en Christopher Hitchens voor een militanter atheïsme, dat zich strijdvaardig diende op te stellen tegen alle vormen van geloof. Op het continent sluit Herman Philipse zich hierbij aan. In de kern wil ‘new atheism’ de muren slopen tussen wetenschappelijke kennis en religie. De stelling, dat beiden op hun eigen domein actief zijn en waarbij zij elkaar in hun eigen waardigheid laten, is niet langer houdbaar. De wetenschapper heeft bijgevolg de opdracht om de godshypothese te bestrijden. Het is immers via de wetenschappelijke methode dat inzicht in de werkelijkheid kan worden verschaft. Omgekeerd geldt ook: vanuit religieuze invalshoek ligt de wetenschap – en in het verlengde daarvan de hele lekensamenleving – al langer onder druk. In welke mate de globalisering van informatieoverdracht hierin een rol speelt is voer voor discussie.
In werkelijkheid is er maar weinig ‘nieuw’ aan ‘new atheism’. In zekere mate wordt daarmee teruggekeerd naar de wortels waarbij het in acht nemen van ‘god’ per definitie het wetenschappelijk discours doet verlaten. Dat is een van de conclusies die Jef Van Bellingen maakt in zijn bijdrage over de geschiedenis van het atheïsme. Het artikel maakt duidelijk dat atheïsme, vanuit historisch en wijsgerig oogpunt, moet worden bekeken als een reactie op religieuze praktijken, waarbij het godsprincipe op zich nog niet onmiddellijk wordt verworpen. Dat zal pas vanaf de 16e eeuw gebeuren, en geraakt niet toevallig in stroomversnelling dank zij de ontwikkeling van wetenschappelijke onderzoeksmethoden en kennis. Maar toch is het geen sinecure om aan de grote denkers en wetenschappers uit die tijd het label van atheïst toe te kennen. Spinoza bijvoorbeeld. Uit het artikel van Tinneke Beeckman – die zich trouwens de laatste tijd tot grote Spinoza-specialiste heeft laten kennen – blijkt dat de man in zijn eigen tijd als een gevaarlijk atheïst werd beschouwd. Naar actuele maatstaven zouden we Spinoza eerder als een ‘atheïstisch doetje’ kunnen beschouwen, maar die wel zijn schouders onder de prinicipes van het vrije denken plaatste. Jean Paul Van Bendegem vervolgt met zijn eigen filosofische en intellectuele beschouwingen, en daarmee eerder een patchwork van gedachten en woordspelingen aflevert dan een echt omlijnd en onderbouwd artikel. Het contrast met de bijlage van Ludo Abicht kan niet groter zijn. Abicht tracht het atheïsme wijsgerig en historisch te verklaren aan de hand van de heftige reactie van zowel kerkelijk als burgerlijk gezag tegen de Verlichting. Zodoende hadden zelfs de gematigde aanhangers van de Verlichting weinig andere keuze dan zich antiklerikaal op te stellen. Drie eeuwen later heeft de Westeuropese samenleving – in se gelaïciseerd – de opdracht doeltreffende antwoorden op levensvragen te vinden nu de godsdiensten daar niet meer in slagen zonder dat hierbij agressie wordt aangewend. Kortom, een positief atheïsme – en daaruit volgend een spiritueel atheïsme of een atheïstische spiritualiteit – kan een oplossing bieden. Agressie en geweld vanuit religieuze motivatie worden door Paul Cliteur vervolgens aangesneden. De auteur van dit artikel stelt zich vooral de vraag in welke mate religieus extremisme en terrorisme louter door godsdienstbeleving kunnen worden begrepen. Ook hiertegen kan een strijdvaardig atheïsme weerwerk bieden, aldus Dirk Verhofstadt. ‘Omdat god bestaat is alles toegestaan,’ schreef Dostojevski al. Dit godsbesef is echter gebaseerd op misvattingen en gebrek aan historiciteit. In combinatie met ongelukkige en soms misdadige handelingen van individuen en instituten, gebaseerd op christelijke of islamitsche wereldvisies, is ook een verdere inperking van de rechten van homoseksuelen, vrouwen en religieuze minderheden in de komende tijd te verwachten. Verhofstadt citeert hierbij Michel Onfray, Nahed Selim en Michelle Goldberg. De auteur pleit voor een herwaardering van de neutrale rol van de overheid, van de vrijheid van meningsuiting en het inperken van instellingen die zichzelf op moreel vlak boven de wet stellen. Patrick Loobuyck vult aan dat niet zomaar alle religies en ideologieën in een seculiere samenleving moeten worden getolereerd. Religie moet op de eerste plaats voor zichzelf de godsdienstvrijheid erkennen en de ruimte laten voor intern debat, alsook de staatkundige principes, gebaseerd op vrijheid en gelijkheid, erkennen. De atheïst moet intelligent met deze uitdagingen omgaan.
Samengevat kan dit verzamelwerk als interessante en erudiete lectuur over atheïsme worden beschouwd. De opbouw is jammer genoeg niet altijd even logisch: zo loopt het artikel van Bart Coenen en Joachim Pas over de Atheïsmecampagne een beetje verloren, en biedt het afsluitend verslag van de voordracht van Herman Philipse in Antwerpen in maart 2011 geen meerwaarde. Het boek mist eigenlijk ook wel een algemene probleemstelling. Het is daarom niet altijd duidelijk wat het verzamelwerk precies wil aantonen, behalve dan dat atheïsme op verschillende manieren kan worden benaderd. De lezer wel komt tot inzicht dat het atheïsme, zoals het hier wordt gepresenteerd, voor een hele reeks van kansen en uitdagingen staat. Wat nu precies het verschil of de gelijkenis met het vrijzinnig-humanisme is wordt niet toegelicht. De nadruk ligt ook iets te veel op ‘atheïsme’, ook in de woordkeuze, waardoor ‘humanisme’ niet echt aan bod komt. In welke mate bijvoorbeeld de georganiseerde vrijzinnigheid in dit land een bijdrage kan leveren aan het ‘nieuw atheïsme’ blijft ook in het ongewisse. En is dat trouwens opportuun of realistisch?


Jurgen Slembrouck (red.). Voorbij het atheïsme? Over de relatie tussen atheïsme en humanisme. Antwerpen, UPA,2011, 187 p, € 17,00. Onder meer te bestellen bij ASP
Met bijdragen van Jurgen Slembrouck, Jef Van Bellingen, Tinneke Beeckman, Bart Coenen en Joachim Pas, Jean Paul Van Bendegem, Ludo Abicht, Paul Cliteur, Dirk Verhofstadt, Patrick Loobuyck en Herman Philipse. 

maandag 22 april 2013

Masonica 2013 (3)

De eerste editie van Masonica zit erop. Afgelopen zondag heb ik mij rond het middaguur min of meer in de Lakensestraat moeten wurmen. Ik denk dat de uitdrukking 'overrompeling' wel op zijn plaats was. Volgens organisator Jiri Pragman waren er tegen de namiddag al 1200 entreetickets verkocht. Rekening houdend met een kleine vijftig auteurs, plus vertegenwoordigers van de zes Obediënties, plus standhouders (van stands waar maçonnieke (kunst)voorwerpen werden verkocht), plus personeel en organisatie kan er terecht van een mensenmassa worden gesproken. 
En alles greep plaats in de 'vrij kleine' oppervlakte van de gelijkvloers: kleine tempel voor de Obediënties, middentempel voor de rondetafelgesprekken, voormalige ruimte van het museum voor de signeersessies, atrium voor de stands, banketruimte voor versnaperingen. Misschien beter om, bij een volgende editie, ook de grote tempel open te stellen. Dat zou ook een stuk veiliger zijn. 
Enfin, ik was zeer blij om daar, naast een reeks van vrienden en vakgenoten, ook Philippe Benhamou te hebben ontmoet. 



zaterdag 20 april 2013

Benedictus XVI en vrijmetselaars

Ah, samenzweringstheorieën! Altijd leerrijk en amusant om te lezen. Gedurende de afgelopen twee eeuwen is er een heuse subcultuur ontstaan waarbij alles - maar dan ook alles - wat in de wereld misliep was toe te schrijven aan de wereldwijde en a-historische samenzwering van vrijmetselaars. Of vrijmetselaars en joden. Of vrijmetselaars, joden en communisten. De antimaçonnieke lectuur hierover is erg uitgebreid, vooral dan in het Franse taalgebied. Gaande van abbé Barruel, via Eduard Drumont en Jean Marquès-Rivière tot Jacques Ploncard d'Assac is er een hele reeks van boeken verschenen waarin alle mogelijke bewijzen van dat wereldomspannend complot wordt weergegeven. Laat nu ook Philippe Ploncard d'Assac, zoon van Jacques, hier zijn bijdrage in leveren. Op internet circuleert er een lange opname van hem waarin hij een uitvoerig discours geeft over de achterliggende reden van het ontslag van paus Benedictus XVI. Dit ontslag gebeurde onder druk van de judeo-maçonnieke heersers van Italië. Laten we even in herinnering brengen dat Benedictus, als Joseph kardinaal Ratzinger, in 1983 de pen vasthield van de aanpassing van het Kerkelijk Wetboek. De bewuste passage uit de versie van 1917, die vrijmetselaars in de ban sloeg, werd evenwel afgezwakt - hoewel Ratzinger als hoofd van de Congregatie voor Geloofsleer de betekenis daarvan minimaliseerde. Wat Ploncard d'Assac betreft: tal van fragmenten zijn over hem en alle mogelijke complottheorieën op YouTube te vinden. Maar hieronder het fragment over de paus emeritus.


Trouwens, wat de betekenis van dit soort samenzweringen verwijs ik graag naar het opiniestuk van ULB-historicus Jean-Philippe Schreiber in de Franse krant Libération van 15 maart 2013. De hele tekst staat integraal hier beneden.
Nul ne s’étonnera qu’aujourd’hui comme hier, certains s’évertuent à ne voir le cours du monde qu’au travers d’une grille de lecture conspirationniste. Ce qui est neuf, en revanche, c’est que dans un monde relativiste — le nôtre — où les modes de communication et les réseaux sociaux nivellent les discours, où s’affirme l’idéologie du doute permanent, les spéculations complotistes recueillent de plus en plus de succès parmi ceux qui sont aveuglement prêts à se fier à des croyances simplificatrices.
Sans trop savoir que ces élucubrations ont souvent plus de deux siècles… L’idée du complot est en effet vieille comme la modernité et ressasse depuis la Révolution française les mêmes théories, à peine actualisées.
«Dans cette Révolution Française, tout, jusqu’à ses forfaits les plus épouvantables, tout a été prévu, médité, combiné, résolu, statué ; tout a été […] amené par des hommes qui avaient seuls le fil des conspirations longtemps ourdies dans les sociétés secrètes, et qui ont su choisir et hâter les moments propices au complot» : ainsi s’exprimait, en 1798, l’abbé Augustin de Barruel.
Pensée antimoderniste
Cette idée d’un complot permanent marquera la pensée antimoderniste, de sorte que nombre de discours conspirationnistes, jusqu’en ce début de XXIe siècle, ne sont en fin de compte qu’une longue resucée de sa pensée. Barruel a constitué un véritable bréviaire pour ceux qui ont développé l’imaginaire du complot, notamment par la légende des Illuminés — la conspiration menée par des chefs invisibles afin de manipuler les gouvernements et accaparer le pouvoir.
Ces délires peuvent être balayés d’un revers de main, parce qu’ils ne sont après tout que l’expression d’une vision magique du politique. Mais ce serait un peu court. Les théories du complot permanent puisent aux mêmes sources, se nourrissent depuis deux siècles de la même historiosophie, répondent à des mêmes schèmes rhétoriques et offrent une explication des maux du monde qui structure maints discours contemporains sur le réel.
L’Église catholique, mise à mal par la modernité, a joué à la fin du XIXe siècle un rôle capital de ce point de vue, préparant le terrain à la sécularisation de motifs qui s’énonçaient pour l’essentiel sur un registre théologique ou apologétique, contribuant à donner à la théorie du complot une force performative peu ordinaire.
La sécularisation du fantasme
L’idée du complot est d’une puissance redoutable parce qu’elle mobilise les ressorts de la pensée mythique — le mythe ayant précisément pour fonction de tout expliquer. Elle relève du mythe aussi parce qu’elle suggère un dédoublement du monde, la réalité apparente n’étant que le voile derrière lequel opèrerait un autre monde, insaisissable, qui en fixerait les règles et serait le lieu véritable du pouvoir.
Pierre-André Taguieff a montré que le principal véhicule en fut les Protocoles des Sages de Sion ; toutefois, l’Église catholique a concouru à entretenir ce mythe politique d’une prétendue puissance cachée, trente ans avant la diffusion des Protocoles. L’encyclique Humanum Genus de Léon XIII, fulminée en 1884, s’inscrit au cœur de cette logique, lui offrant une formidable chambre d’écho : la théorie de la conspiration, dans ses ressorts rhétoriques comme dans l’argumentaire théologique, y est tout entière. Les conceptions qui seront développées ultérieurement, nourrissant le mythe du complot mondial, relèveront souvent de la sécularisation du fantasme papal d’une conspiration pour ainsi dire ontologique.
Le Pape produit dans Humanum Genus une historiosophie, une explication générale de l’histoire : le complot est la clé de l’histoire universelle, une histoire secrète mais paradoxalement transparente, celle de l’affrontement, au-delà de l’histoire contingente, entre Dieu et le Démon. Humanum Genus développe une vision anxiogène du monde, une pensée paranoïde qui généralise le soupçon.
Elle entend offrir de l’intelligibilité, niant ce qui n’est pas intentionnel, parce que tout s’expliquerait par une intention cachée et maligne. Cette intention ne peut aux yeux de l’Eglise qu’être inspirée par le diable, et voit à l’œuvre des entités abstraites, invisibles, insaisissables : le franc-maçon et le juif. Cette idée d’un savoir caché, transmis à travers les siècles, évident et pourtant invisible, n’est pas neuve. Elle a été alimentée par le romantisme européen, qui n’a pas manqué de véhiculer la notion d’un mystère fondamental, clé de lecture des événements du monde.
Un discours anxiogène qui simplifie le réel
Les changements sociaux accélérés ont désemparé les tenants de l’ordre traditionnel, lesquels n’ont pu les imputer qu’à des causes extérieures, incapables qu’ils étaient d’en comprendre les fondements, leur conception de l’histoire et de la société étant manichéenne et providentielle.
Cette conception suppose que le citoyen n’est jamais susceptible d’agir sur le cours des événements : il en est ainsi de la Révolution, ou de la guerre, qui se seraient accomplies sans aucune action de la société, mais n’ont pu être que le produit d’une conspiration. Dans la forme, ce discours se révèle pleinement religieux, pétri d’avertissements prophétiques et de rhétorique apocalyptique — la menace est ontologique et l’enjeu sotériologique.
Ce discours anxiogène simplifie le réel : les ennemis sont assimilés les uns aux autres, l’amalgame visant à laisser supposer le caractère d’universalité de la conspiration. Avec les années 1860, en faisant de la supposée coalition des maçons et des juifs une instance intrinsèquement complotrice, ce discours a redoutablement gagné en performance, peu de mythes ayant eu dans l’histoire une efficacité symbolique aussi forte.
L’objectif : dévoiler le vrai pouvoir caché derrière le pouvoir apparent. La thèse barruélienne des Supérieurs inconnus, sanctionnée théologiquement par Humanum Genus, procède de l’idée d’un gouvernement occulte, tirant les ficelles politiques et économiques, œuvrant à confisquer le pouvoir : cette idée traverse l’histoire des théories du complot.
Vide idéologique
Elle implique qu’une vision providentielle de l’histoire soit remplacée par celle d’un plan réalisé par une minorité secrète. Au pouvoir traditionnel se substitue progressivement celui d’une force sociale active, insaisissable, qui agit sur le cours de l’histoire, comme l’explique Pierre-André Taguieff. C’est un double mouvement complotiste : tout à la fois, il tente de subvertir le pouvoir, et il est déjà dans le pouvoir ; il est le vrai pouvoir désormais — le gouvernement invisible.
Le thème de la prétention à la domination du monde s’incarnera surtout de manière tragique entre 1920 et 1943, de manière moins subtile et plus politique aussi qu’auparavant. Depuis, sa postérité était réduite au radicalisme politique, d’extrême droite surtout, ou au fondamentalisme religieux — voire à la culture populaire.
Pour enfin, épuré de certains thèmes, être revivifié aujourd’hui par le vide idéologique et le relativisme ambiants, tout autant que par la diffusion inusitée jusque ici qu’offre désormais Internet — sortant des limbes de l’histoire les mythes éculés des deux cents familles, des Sages de Sion, des Illuminés ou des Supérieurs inconnus, et mobilisant une lecture de l’histoire et de la société tragiquement simpliste.

vrijdag 19 april 2013

In het hart van de loge, 1995

Piet Van Brabant schreef In het hart van de loge in 1995, en bezorgde hiermee een opvolger voor het Lexicon van de loge uit 1993, dat op zijn beurt weer volgde op de bestseller De Vrijmetselaars: reguliere loges in België. Vanaf het derde boek begonnen Van Brabants publicaties als maar meer op elkaar te gelijken. In De Morgen, ergens in december 1995 - tot mijn schande moet ik bekennen de precieze verschijningsdatum niet te weten - verscheen over In het hart van de loge een recensie. Nu ja, 'recensie' is niet het correcte woord. Het was eerder een nogal hilarische reflectie op de inhoud van het boek. Ik vraag met af of een lezer, op basis van dit artikel, de noodzaak gevoeld zou hebben om zich naar de boekhandel te haasten.
 
 

donderdag 18 april 2013

Omschrijving van vrijmetselarij in 1981

In 1981 verscheen onderstaande tekst in nummer 8 van het intussen al lang vergeten tijdschrift Dwarsligger, dat als bijlage verscheen bij Het Vrije Woord, maandblad van het Humanistisch Verbond. In dit nummer werd het verschil tussen vrijzinnigheid (wat vandaag correcter vrijzinnig humanisme wordt genoemd), vrijdenkerij (met de nadruk op 19e- en 20e-eeuws antiklerikalisme) en vrijmetselarij uitgelegd. Wat dit laatste thema betrof trachte de (anonieme) auteur een bijwijlen nogal zweverig beeld van de maçonnerie te schetsen. Daarbij werd er vertrokken van de verkeerde veronderstelling dat er een mooie lijn te trekken was van de middeleeuwse operatieve 'metselaars' en de hedendaagse speculatieve 'vrij'metselaars. Wel maakt de auteur de terechte opmerking dat de link tussen vrijmetselarij en vrijzinnigheid niet zomaar mag worden gemaakt, hoewel de vrijmetselarij 'in ons land in de eerste plaats onder de vrijzinnigen en de vrije denkers wordt gerecruteerd'. Verder schrijft hij dat 'de band tussen vrijmetselarij en vrijzinnigen is uitgegroeid tot een nieuwe inhoudgevende, omvattende factor.' Aan het slot krijg je als lezer echter de indruk dat de vrijzinnigen zich beter tot de vrijmetselarij, het laboratorium van progressieve ideeën, zouden kunnen wenden, van zodra ze hun 'schuwheid' ten aanzien van ritualen en symbolen aan de kant zouden schuiven. Had de auteur maar een meer duidelijke tekst geschreven, dan zou je als geïnteresseerde vrijzinnige anno 1981 misschien wel geweten hebben wat nu de meerwaarde van vrijmetselarij was.  
 



 

woensdag 17 april 2013

ICHF 2013

De tweejaarlijkse hoogmis van het wetenschappelijk onderzoek naar vrijmetselarij komt er weer aan. De International Conference on the History of Freemasonry is toe aan haar vierde editie, en keert terug naar Edinburgh. Net als in 2007 en 2009 zal het gebouw van de Grand Lodge of Scotland, op George Street, als locatie fungeren - veel gezelliger trouwens dan die nepvuurtoren van Alexandria uit de editie van 2011. Dat de ICHF terugkeert naar het Verenigd Koninkrijk heeft ook een andere reden: dit jaar is het twee eeuwen geleden dat de 'Antients' en de 'Moderns' zich herenigden in de United Grand Lodge of England. Dit biedt meteen voldoende inspiratie voor tal van papers.
Het voorlopig progamma werd intussen vrijgegeven. Zoals ook het geval in de vorige edities zijn er een vijftal keynotespeakers. De hoogst amusante Jim Daniel heeft de eer het congres te openen. Daniel heeft op latere leeftijd zijn doctoraat behaalt en sprak al als 'gewone' spreker tijdens de vorige edities. Ook terug present is James Stevens Curl, afsluiter van de editie van 2007, en die opnieuw een thema aanhaalt uit maçonnieke architectuur en landschappen. Jan Snoek opende in 2009 en is de grote specialist van ritualen. Hij publiceerde trouwens onlangs het vuistdikke Initiating women in Freemasonry, nu al een standaardwerk. John Bolton, ook een ICHF-habitué, zal net als Snoek ingaan op de 'Union' van 1813. Afsluiter is Cécile Révauger, die het zal hebben over het langverwachte biografisch woordenboek van 18e-eeuwse vrijmetselaars, een project dat indertijd nog met Charles Porset werd ingezet.
 


 
De dagen die volgen worden zoals steeds gevuld met drie parallelle reeksen van sessies, goed voor 60 papers die na een selectieprocedure tot de ICHF werden toegelaten. Volgens het voorlopig programma is er een 'Belgisch' panel met drie papers van David Vergauwen, Christoph De Spiegeleer en Anaïs Maes over Leopold I. Ondergetekende staat ingeroosterd op zondagvoormiddag met een paper over het debat binnen de loges over de toename van uitgeweken Franse paters en nonnen op Belgisch grondgebied aan het begin van de 20e eeuw. Of ik effectief ter plaatse ga geraken is nog maar zeer de vraag. Ik twijfel eraan of ik tijdig alle financiering rondkrijg, want deelname aan het congres is niet goedkoop.




 

 







 

dinsdag 16 april 2013

Masonica 2013 (2)

De publiciteit voor de maçonnieke boekenbeurs Masonica 2013, aanstaande zondag in de Brusselse Lakensestraat, draait op volle toeren. Nu ja, 'boekenbeurs' is te beperkt: op de dag zelf kan je niet enkel boeken aanschaffen, maar ook laten signeren (er worden ongeveer 50 auteurs en standhouders verwacht) en naar voordrachten en rondetafelgesprekken gaan luisteren. et zeer gevulde programma, dat nog voordurend wordt geactualiseerd, staat op de website.
Organisator Jiri Pragman kon op 8 april al woord en uitleg geven over dit evenement tijdens de vrijzinnig-humanistische uitzending van La Pensée et les Hommes, daarbij geïnterviewd door de immer olijke Jacques Lemaire. De uitzending was op 8 april op de RTBf, maar zoals zo vaak met 'uitzendingen door derden' of 'gastprogramma's' gebeurde dit op een ontiegelijk laat uur. Bekijk daarom gerust het interview hier beneden nogmaals.
 
Update 18 april:
Volgens hiram.be ziet de aanwezigheidslijst van de auteurs er alsvolgt uit (letterlijke overname):
 

Magali Aimé (F): de 11h30 à 17h
  • Pierre Audureau (F): de 11h30 à 17h
  • Yves Bannel (F): de 11h30 à 13h
  • Jean-Pierre Bacot (F): de 14h30 à 16h
  • Francis Baudoux (B): de 14h30 à 16h
  • Philippe Benhamou (F): de 13h à 16h
  • Jean-Pierre Bocquet (F): de 10h à 17h
  • Marcel Bolle De Bal (B): de 11h30 à 13h et de 14h30 à 17h
  • François Cavaignac (F): de 14h30 à 16h
  • Olivia Chaumont (F): de 14h30 à 16h
  • Christophe Collins (B): de 11h30 à 17h
  • Ronald Commers (B): de 13h15 à 14h30
  • Arnaud de la Croix (B): de 14h30 à 16h
  • Roger Dachez (F): de 14h30 à 16h
  • Claude Darche (F): de 11h30 à 13h et de 14h30 à 17h
  • Christophe De Brouwer (B): de 11h30 à 13h
  • Willem Dembosse (B): de 10h à 11h30
  • Baudouin Decharneux (B): de 11h30 à 13h et de 14h30 à 16h
  • Eric Giacometti (F): de 12h à 13h et de 14h à 15h30
  • Evelyne Guzy (B): de 11h30 à 13h
  • Percy John Harvey (F): de 14h30 à 16h
  • Hervé Hasquin (B): de 11h30 à 13h
  • Raphaël Imbert (F): de 10h à 13h
  • Dominique Jardin (F): de 10h45 à 13h et de 14h30 à 15h30
  • Jissey (F): de 13h à 14h30
  • Laurent Kupferman (F): de 13h à 17h
  • Raphaël Lagasse (B): de 14h30 à 16h
  • Jacques Lemaire (B): de 14h30 à 17h
  • Irène Mainguy (F): de 10h à 13h et de 16h à 17h
  • Francis Moray (F): de 10h-13h et de 15h45 à 17h
  • Karel Musch (PB): de 13h15 à 14h30
  • Boris Nicaise (B): de 10h à 13h et de 16h à 17h
  • Sophie Perenne (B): de 14h30 à 16h
  • Jacques Ravenne (F): de 12h à 13h et de 14h à 15h30
  • Noël Rixhon (B): de 10h à 11h30
  • Jacques Saint (B): de 10h à 13h et de 16h à 17h
  • Orson Sinedy (F): de 14h30 à 17h
  • Jean Somers (B): de 10h à 12h
  • Viviane Starck (B): de 10h à 13h
  • Alain Subrebost (F): de 10h à 17h
  • Louis Trebuchet (F): de 11h30 à 13h
  • Jean van Win (B): de 11h30 à 13h
  • Paul Vandevijver (B)
  • Laurence Vanin-Verna (F): de 10h à 17h
  • Ives Verheyleweghen (B): de 13h à 14h30
  • Jacques Viallebesset (F): de 14h30 à 17h
  • Francis Wayens (B): de 11h30 à 13h     
    
 

woensdag 10 april 2013

Symposium 25 mei: Verborgen religies

De Nederlandse uitgeverij AnkhHermes specialiseert zich in publicaties over spiritualiteit, esoterie en alternatieve levenswijzen. Ze organiseert op zaterdag 25 mei het symposium Verborgen religies - Een reis in beelden. Vertrekpunt van de bijeenkomst in Amesfoort is de combinatie tussen kunst en religie vanuit drie verschillende benaderingen. Er zijn drie sprekers: Klaus-Rüdiger Mai zal het hebben over de beeldvorming rond Maria en de heidense oorsprong ervan - daar valt inderdaad het een en het ander over te vertellen. Mai heeft een aantal boeken op zijn naam staan, onder andere over het Vaticaan en Benedictus XVI, maar ook het in het Nederlands vertaalde Geheime Genootschappen. Mythe, macht en werkelijkheid. Hij heeft het daarin onder meer - en onvermijdelijk - over de vrijmetselarij. Ik loop niet warm van dit soort boeken die een zeer algemeen en Amerikaans gekleurd beeld van vrijmetselarij bieden. Vaak is de kern wel correct, maar wordt het eenvoudiger dan weer spectaculairder voorgesteld dan het eigenlijk is. De derde spreker is Jacob Slavenburg over het mystieke huwelijk tussen het aardse en het hemelse, daarbij de linken makend naar het religieuze en esoterische. Slavenburg publiceerde uitvoerig, onder andere over Helena Blavatsky, Rudolph Steiner en het beruchte Thomasevangelie. Pas echt interessant wordt het met de tweede spreker, Jean-Louis de Biasi. Deze zal het hebben over vrijmetselarij en in zijn voordracht op zoek gaan naar maçonnieke sporen in Amerikaanse steden. Op zich is daar absoluut niets verkeerds aan: er zijn nog mensen die dat doen. De summary van de Biasi's uitzetting voor Amesfoort doet mij ernstig twijfelen aan zijn geloofwaardigheid, altans op historiografisch vlak. Wanneer hij de vrijmetselarij voorstelt als 'daterend uit het oude Egypte en Rome' en 'voortkomend uit de oude westerse mysteriegodsdiensten' kenmerkt de Biasi zichzelf als een typisch product van een achterhaalde Angelsaksische benadering van de ontstaansgeschiedenis van vrijmetselarij. Bijna honderd jaar geleden werden dit soort stellingen nog in maçonnieke middens als bijzonder waarachtig geponeerd, bijvoorbeeld door H.L. Haywood.
Dit pad is al sinds Robert F. Gould verlaten, en op een paar losse flodders na is er vandaag geen enkele serieuse historicus die, vanuit zijn maçonnieke achtergrond, aan de vrijmetselarij deze ontstaansgeschiedenis zal toeschrijven. De Biasi zal vervolgens verder in gaan op de 'kosmische en symbolische blauwdruk' waarop steden zoals Washington DC ontstaan zijn. Uiteraard zijn er in het ontwerp van deze stad maçonnieke
elementen aanwezig. Daar had Steven Bullock het als plenary speaker tijdens de ICHF van 2011 uitvoerig over. We hebben niet enkel de beroemde eerste maçonnieke steenlegging van het Capitool door president George Washington, maar ook vergeten en uiterst sobere plechtigheid waarbij enkele jaren eerder op maçonnieke wijze de steen werd gelegd die de punt van ruit markeerde waarbinnen de nieuwe hoofdstad zou worden gebouwd. Maar meer moet daar niet achter worden gezocht. Het klopt dat de Amerikaanse hoofdstad volgens een bepaald patroon werd gebouwd, maar niet dat de geometrische lijnen een doelbewust esoterisch doel dienden. Laat staan dat gebouwen, die veel later werden opgetrokken, vanuit diezelfde benadering zouden zijn ontworpen. Het doet mij een beetje denken aan een uiteenzetting van - eveneens een Amerikaan - op de symposium The Expression of Freemasonry in november 2008 in Den Haag. Op een bepaald ogenblik zag desbetreffende spreker zelfs in een neo-barok altaarstuk een maçonnieke betekenis: a ja, er lag een 'geblokte vloer' voor. Of ook nog, tijdens de eerste editie van de ICHF in 2009, toen een van de sprekers het had over het maçonniek grondplan van het kerkhof van Glasgow. Iedere grafsteen met drie trapjes kreeg er al meteen een vrijmetselaarslabel. Maar goed, door deze benadering van vrijmetselarij krijgt het esoterische element al te veel gewicht ten nadele van spirituele. En dat terwijl spiritualiteit juist niet te minimaliseren is binnen de vrijmetselarij vandaag. Maar ook daarover bestaan nu te weinig degelijke studies die niet vervallen in algemeenheden of zweverigheden. Wie echt iets meer wil weten over vrijmetselarij, spiritualiteit en esoterie kan bijvoorbeeld deelnemen aan het symposium over Egyptische vrijmetselarij, op zaterdag 20 april, in de gebouwen van de Grootloge van Frankrijk in Parijs, georganiseerd door het Institut Maçonnique de France - Section Province (maar ik ben niet zeker of het ook voor niet-vrijmetselaars toegankelijk is).
 
Praktische info:
Symposium Verborgen Religies - Een reis in beelden.
Zaterdag 25 mei 2013 van 13u00 tot 18u00 in De Flint, Amersfoort (Stadszaal)
Toegangsprijs: € 34,95 exclusief servicekosten.
De voertaal is Engels (Mai en De Biasi) en Nederlands (Slavenburg)
Meer info op de website.
 
 

dinsdag 9 april 2013

Erfgoeddag 21 april

Op zondag 21 april wordt in heel Vlaanderen en Brussel Erfgoeddag gehouden, waarbij tal van musea, cultuurhuizen en erfgoedinstellingen opendeur hebben of gelegenheidsevenementen organiseren. Het thema van dit jaar is Stop de Tijd.
Het Vrijzinnig Studie-, Archief- en Documentatiecentrum 'Karel Cuypers' - werkgever van ondergetekende - neemt deel aan twee activiteiten. In de voormiddag vertrekt er om 10u een geleide wandeling doorheen Brussel centrum op zoek naar sporen van vrijzinnigheid en vrijmetselarij. Daarbij vormt de Verhaegenstoet - de gekende/beruchte/geliefde 'St-Vé'-optocht langs de Zavel van 20 november - de leidraad en inspiratiebron. In tegenstelling tot wat in de brochure staat aangekondigd gaat de wandeling niet beëindigd worden aan het AMVB op de Arduinkaai, maar aan het Belgisch Museum van de Vrijmetselarij aan de Lakensestraat. Belangstellenden kunnen dan aansluitend een bezoek brengen aan het museum en/of Jiri Pragmans maçonnieke boekenbeurs bezoeken, waarover ik al eerder poste. Deelname is gratis, en u krijgt er ondergetekende als gids helemaal bij. Inschrijving verplicht via info@vsad.be of op 02 629 11 48.

Intussen opent in het Karel Cuypershuis in Antwerpen (in de Lange Leemstraat 57) de gelegenheidstentoonstelling De Roeping van de Mens is Mens te zijn, waarin de grote momenten in de geschiedenis van het vrije denken en het georganiseerd vrijzinnig-humanisme in Vlaanderen worden overlopen. De tentoonstelling is een organisatie van de Humanistisch-Vrijzinnige Vereniging (HVV), met inhoudelijke samenwerking van VSAD.
Later die namiddag zal ik er het project Een vrijzinnig-humanistisch cultureel erfgoedforum voor Vlaanderen, dat VSAD met steun van de Vlaamse Gemeenschap zal uitvoeren, aan het publiek voorstellen. Voor wie zo lang niet kan wachten kan er om 11u gaan luisteren naar Jef Asselbergh, zittend Grootmeester van het Grootoosten van België, die een uiteenzetting zal geven over de maçonnieke wortels van HVV, toen dat nog gewoon het Humanistisch Verbond heette. Jaren geleden heeft Jan Fransen, met wie ik nog lang hetzelfde bureau op de VUB heb gedeeld, daar zijn eindverhandeling over gemaakt. De gereduceerde versie verscheen in 1998 in het Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis (hier te downloaden). Volgens mij zal de uiteenzetting van Asselbergh, die ik enige tijd geleden een zeer erudiet en zeer uitgebalanceerd exposé hoorde geven in de RGLB-onderzoeksloge van Ars Macionica, bijzonder interessant zijn.