Alles over vrijmetselarij en genootschappen: geschiedenis, reviews, weblinks.

maandag 15 november 2010

Canonbury 2010 (1)

Canonbury Masonic Research Center is een Londense private instelling die jaarlijks een wetenschappelijk congres rond een bepaald thema, gelinkt aan vrijmetselarij, organiseert. Grote initiatiefnemer en sponsor is Spencer Compton, 7e markies van Northampton, en de facto Grootmeester van de United Grand Lodge of England tussen 2001 en 2009. Het academisch niveau van Canonbury is niet altijd even hoog geweest, maar de laatste jaren gaat het de goede kant uit, mede dank zij congresorganisator Matthew Scanlan, redacteur van het vaktijdschrift Freemason Today, die trouwens ook als Ph.D-student aan de Universiteit van Leiden is ingeschreven. Deze twaalfde editie van het Canonburycongres had antimaçonnisme als centraal vertrekpunt. Een onderwerp dat ondergetekende nauw aan het hart ligt aangezien daar eigen doctoraat over gaat – en dat tot nader orde nog altijd niet richting voltooiing gaat. In ieder geval was de aankondigingsposter voor mij zeer herkenbaar: een verkiezingsaffiche uit 1912, opgesteld door de Belgische Antivrijmetselaarsbond van Valentin Brifaut. Gek genoeg sprak op het congres zelf niemand over België, noch over die periode. Ondergetekende ging het, op verzoek van de congresorganisator, het over de gekke generaal Ludendorff hebben.

Plaats van afspraak was de Canonbury academie in een buitenwijk van Londen, op zaterdag 30 en zondag 31 oktober 2010. Zestien sprekers en een viertal keynote-speakers behandelden een breed gamma aan onderwerpen, locaties, en periodes. De vrijdagavond werd ingezet met een vertoning van Forces occultes in University College London, dat voor de rest los stond van de congresorganisatie. De berucht Vichy-propagandafilm uit 1943, waarin de Franse vrijmetselarij als complotteurs en oorlogsstokers werd uitgebeeld, was voorzien van Engelse ondertiteling afgeleverd door het intussen ter ziele gegane Center for Research into Freemasonry and Fraternalism van de Universiteit van Sheffield. Helaas was de beeldweergave beduidend minder dan de versie die ik op VHS en DVD heb – de DVD, een Franse becommentarieerde heruitgave van een paar jaar geleden, was er visueel al op achteruit gegaan. De film zelf was ook niet voor de eeuwigheid bedoeld, wat sowieso voor conservatieproblemen zorgde.

Een panel, bestaande uit Timothy Baycroft en drs. Jen Ferrar (beiden Sheffield), zorgde voor een nabespreking met als meest interessante vaststelling: de film is niet enkel tegen de vrijmetselarij gericht, maar valt zowat iedereen aan: de joden, communisten, parlementairen, liberalen, bankiers, kleine zelfstandigen, militairen, industriëlen, politici in het algemeen – zodat het voor de toenmalige toeschouwer wel heel moeilijk moet zijn geworden om bij het verhaal aansluiting te vinden.

Zaterdag 30 oktober dan. De ochtendsessie met referaat van Michael Hagemeister (Ludwig-Maximilans Universität München) over de Protocollen van de Wijzen van Zion. Niet echt nieuwe informatie, maar wel interessant om alles even op een rijtje te horen. Volgens Hagemeister is het nog steeds niet duidelijk wie precies in welke mate betrokken was bij de publicatie van het beruchte pamflet in 1905. De titel ‘Protocollen’ is trouwens misleidend: het gaat om een zogezegde uitgeschreven speech waarin onbekenden de strategie verkondigen die tot de wereldheerschappij van de joden zal leiden. Deze strategie zou uiteindelijk tot het Joodse Koninkrijk voeren, en doet daarmee denken aan teksten over de naderende komst van de Antichrist. Een van die teksten is een ‘kortverhaal’ van Vladimir Solovjov uit 1900, waar de Antichrist wordt voorgesteld als een supermens en een weldoener die met hulp van de vrijmetselaars aan de macht komt. Toevallig verwijst ook mgr. Léonard in een bijdrage in het boek Continent op drift (Hans Verboven, ed. – Pelckmans 2010) naar exact dezelfde tekst. De heerschappij van de Antichrist doet denken aan een dictatuur van het proletariaat of als Utopia, zoals dit wel vaker in de Russische literatuur wordt voorgesteld. Terug naar de Protocollen nu. Ze zijn een ‘open tekst’, wat tot groot voordeel heeft dat ieder er zijn eigen interpretatie of invulling aan kan geven. Een beetje zoals de Belgische Grondwet dus. Sergei Nilus zou aan de basis liggen van de versie die uiteindelijk werd gepubliceerd. Nilus, door Umberto Eco vermeld in De Slinger van Foucault, geloofde in de naderende terugkomst van Christus en het einde der tijden; de heerschappij van de Antichrist gaat immers deze van Christus vooraf. Bij hun publicatie kenden de Protocollen nauwelijks weerklank. Connecties met progroms werden niet gemaakt. Het succes van de Protocollen was pas na de Eerste Wereldoorlog merkbaar, en dan vooral buiten Rusland. In 1920 verwees The Times ernaar als ‘The Jewish peril’ en noemde het ‘a disturbing pamphlet that called to attention’. In de Verenigde Staten publiceerde autobouwer Henry Ford lovende kritieken. In werkelijkheid waren de protocollen een herwerking van een veel oudere tekst: Dialogue entre Machiavell et Montesquieu dans l’enfer uit de jaren 1860, een satire gericht tegen Napoleon III. Ongeveer 40% van de tekst van de protocollen is hieruit geparafraseerd. Een andere inspiratiebron vormde Biarritz van Hans Götsche alias sir John Redcliffe, handelend over een geheime bijeenkomst op het joods kerkhof van Praag. Maar wie bracht nu die bronnen bij elkaar en zorgde voor het plagiaat ervan? In de jaren 1930 werd in Bern een proces aangespannen om de echtheid van de Protocollen te onderstrepen. De grote promotor ervan, op dit proces, was de zogeheten Weltdienst van de rabiate Duitse antisemiet Ulrich Fleischhauer. De Weltdienst was een soort van antisemitisch en internationaal nieuwsagentschap met sektaire neigingen. De Gestapo vond het zaakje bijzonder verdacht. Fleischhauer stapte naar Bern met een hele trukendoos vol antisemitische stereotypen, waarmee hij feitelijk zijn eigen pleidooi sloopte. De rechtzaak besloot dat de Protocollen wel degelijk plagiaat waren, maar in hoger beroep, in 1937, werd bepaald dat de publicatie niet onder de wet van ‘onbetamelijke literatuur’ viel zodat een verbod niet kon worden afgedwongen. Sommige zagen hierin, volgens een bepaalde logica, een bevestiging van de authenticiteit. Globaal gezien was het Bern-proces een vrij dubieus gebeuren gevuld met dubieuze getuigenissen. Hoe dan ook werden in Duitsland geen herdrukken of heruitgaven van de Protocollen meer doorgevoerd na 1939. Hannah Arendt maakte later trouwens de opmerking dat er wel meer dan één overeenkomst tussen de protocollen en de strategie van het nazisme te maken was. Misschien daarom dat de nazi’s, eens beleidsmakers geworden, met dit soort dubieuze stellingen niet meer wensten geassocieerd te worden.
De paper (of toch een eerdere versie ervan) kan op deze link worden nagelezen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten